Amy heette hij. Hij zag er altijd goed uit alsof hij het hele jaar door alleen maar in de zon had gezeten. Hij woonde samen met meerdere ‘jongens’ op paviljoen Houtrust.
Overdag werkte hij op zijn eigen tempo in de buitendienst van de zorginstelling.
Hij schoffelde, harkte en reed met de kruiwagen rond.
Aan het eind van de middag liep hij op zijn typische draf naar huis en was als één van de eersten thuis. Hij gunde zich nauwelijks tijd om iets te drinken en had volgens mij een loden slokdarm want in een mum van tijd gleed de hete koffie naar binnen.
Dan huppelde Amy de grote tuin in naar zijn vaste stekkie. Onder de boom.
Zijn boom. Met een brede grijns op zijn gebruinde gezicht. Schommelend met het lichaam, van het ene been op het andere. Dag in, dag uit.
Als de bel luidde voor het eten, bukte hij zich steevast om nog enkele takjes aan de kant te gooien en huppelde naar het paviljoen.
Met grote happen schrokte hij het eten naar binnen. Rusteloos schoof hij op zijn stoel heen en weer. Je kon zien dat het hem allemaal te lang duurde. Het kwam wel es voor wanneer een medebewoner een te lang dankgebed had, dat Amy hem onderbrak met een luid ‘amen’. Tot bedtijd bleef hij op zijn plekje staan. Van het ene been op het andere. Hij genoot zichtbaar. Op een keer liep ik naar hem toe en vroeg:
‘Amy, waarom sta je altijd onder deze boom?’
Hij antwoordde op zijn lijzige manier: ‘Dat vind ik mooi, zuster.’
‘Wat is er zo mooi aan?’
Hij keek me aan met een meewarige blik alsof ik toch wel een hele domme vraag stelde: ‘Ik luister naar de blaadjes aan de boom, zuster.’
Mijn blik gleed omhoog langs de oude boom met de enorme takken. De zachte zomeravondbries zette alles in beweging. Het ritselde, zwiepte, suisde. Voor het eerst luisterde ik anders. Ik hoorde echt de blaadjes aan de boom. Het ontspande me.
Ineens bedacht ik dat je niet voor niets je zintuigen hebt gekregen om Gods schepping te ontdekken. Dat je zelfs kunt ‘zien’ met je oren! Teksten als ‘de hemel vertelt van Gods heerlijkheid’ en ‘de bergen verheffen hun stem’ kwamen heilzaam binnen.
‘Zonder te spreken, geen enkel woord, toch gaat hun stem uit over de hele aarde en hun taal tot aan het einde van de wereld’(Psalm 19:1-5).
Amy, een eenvoudige man leerde me een wijze les.
‘Zuster, je moet nu weg gaan’, Amy’s stem maakte me wakker uit mijn overpeinzing,
‘ik wil hier staan’.
Natuurlijk, hij wilde geen inbreuk op zijn privacy. Dit was zijn plek, waar hij luisterde naar de blaadjes aan Zijn boom.