Race tegen de klok
Corona was vréselijk! Dat virus had ook vóórdelen. Men hield rekening met elkaar. Er ging een ánder virus rondwaren: vriendelijkheid, medemenselijkheid, noem het naastenliefde.
We hielden ons óveral aan de onderlinge afstand van anderhalve meter en drongen niet voor bij de kassa in de supermarkt. Tijdens schaars geworden keren buitenshuis gingen we voor elkaar opzij, zelden zonder groet. Het maakte niet meer uit wíe je gedag zei! Buren die elkaar amper zagen staan, belden “zomaar” aan en vroegen of ze boodschappen konden doen. De zorgverlening bezocht zieke en kwetsbare mensen zo goed en zo kwaad als het kon. Familie, vrienden: al zouden alle partijen dat nóg zo graag ook gewenst hebben, het mócht niet meer. Er brak een tijd van eenzaamheid aan.
Maar wat wérden we inventief! Voorheen zeiden we er geen tijd voor te hebben: we stuurden kaartjes, zelfs brieven, én belden elkaar op. Dat was toch “ouderwets” geworden? De mailtjes, vaker dan eerst, konden nu ineens best láng zijn.
Deze en gene leerde hoe je kon “appen”, elkaar zíen ook, via “Zoom”. Met de computer deed je spelletjes, in je uppie of met anderen. De sociale media namen nog wel een belangrijke plaats in, maar in gezinnen kwamen ineens bordspellen, overige spellen, legpuzzels op tafel. Her en der door het huis verspreid boekjes met hersenkrakers: invullen kon tijdens “verloren momentjes”. Omdat er tijd was voor dénken, kwam je éindelijk aan boeken lezen toe. Je keek eens in je boekenkast. Via Internet leesvoer bestellen was geen “gemak dient de mens”: je kon zélfs niet naar de bibliotheek! Buitengaats gaan was niet vanzelfsprekend.
Níets was nog vanzelfsprekend! Niet als je gezond was en blééf, niet als je naasten níet te grazen waren genomen door dat lamlendige virus, dat de hele wereld ontregelde en mensen lam sloeg, tot diepe depressie toe. Voor velen stopte de race tegen de klok: ze “móesten” niet meer naar hun werk, ukkepukken niet naar de kinderopvang. Kroost kreeg de aandacht die ze juist van hun ouders het meest behoeven. Maar oudere kinderen konden niet naar school, dat leren en training in sociale omgang bemoeilijkte. Studenten, zieken, hoogbejaarden, voelden zich eenzamer dan ooit.
Ook kerkgang was niet vanzelfsprekend. Sommigen wisten van jongs af aan niks van geloof en kerk, of hadden te negatieve ervaringen gehad om er nog iets mee te maken willen hebben, maar ... veel kerkgenootschappen en plaatselijke gemeentes boden internetopties aan. Wellicht omdat nood leert bidden gingen mensen die sinds jaar en dag sporadisch of helemaal niet meer naar de kerk gingen diensten via media volgen! God gebruikt álles tot Zijn eer. Hij wenst alleen het goede. Hij kan corona toch niet als straf gezonden hebben? Misschien bedoelde Hij wél dat mensen zich weer tot Hem (én elkaar) zouden gaan wenden?
Het jachtige leven werd weer de norm, als vanouds. Elkaar groeten lijkt niet meer “doodgewoon”. Mensen zijn eenzaam, eenzamer dan ooit. Weet wél: dat ben je zéker zonder God!