Over bomen en mensen
Er zijn grote verschillen tussen het Oude en Nieuwe Testament. Dat betreft niet alleen de omvang. Het Oude Testament is 3x dikker dan het nieuwe testament en werd uiteraard veel eerder geschreven. Er staan mooie en wijze leringen in beide Testamenten. Voor mij is ook opvallend de wijze waarop God wordt beschreven.
De God van het Oude Testament komt op mij op veel plaatsen als streng, angstaanjagend en zelfs wraakzuchtig over. Zonden kunnen je lang, generaties lang worden verweten. Ik vind het onbegrijpelijk dat zelfs onschuldige kinderen met zonden geboren zouden kunnen worden. Een religieus mens in het Oude Testament moet in de eerste plaats godvrezend zijn. De wetten staan centraal en geloven doe je door de wetten te volgen en de aanwijzingen van de priesters strikt op te volgen.
De komst van Jezus en Zijn woorden brachten destijds in het denken over de wetten en het Oude Testament een schok te weeg. Zijn woorden over ‘God is liefde’ houden in dat het hart de poort naar God is en niet het hoofd, ofwel de kennis van de wetten.
In het Nieuwe Testament heeft een religieus mens vooral een vertrouwensrelatie met God.
Het symbolische beeld van God als liefhebbende vader is voor mij beter invoelbaar, dan een vader die gevreesd wordt en die angst inboezemt.
Jezus gebruikte veel gelijkenissen en symbolische vertellingen om zijn toehoorders te onderwijzen. Meestal waren die gebaseerd op dingen die herkenbaar zijn in het dagelijkse leven. Zij gaan vaak over naastenliefde, over omgaan met elkaar en zijn gegrondvest op Gods liefde voor ons.
De gelijkenissen zijn eenvoudig te begrijpen, maar heel betekenisvol. De gelijkenissen hebben altijd een relatie met onszelf.
Een voorbeeld over bomen en mensen.
Hoe ga je om met een boom die geen vruchten voortbrengt, ofwel hoe ga je om met mensen die zich misdragen en geen goede dingen voortbrengen?
Johannes de Doper spreekt voor mij de taal van het Oude Testament, wanneer hij in Matth. 3:10 zegt :“Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen”. Ofwel ieder mens die zich niet goed gedraagt ontkomt niet aan de toorn van God. Hij spreekt daarbij over een God die gevreesd moet worden en die vaak angst inboezemt. Dat is de taal van het Oude Testament vind ik.
Jezus spreekt ook over bomen en mensen. Zijn invalshoek in Luc. 13: 6-9 is echter de taal van liefde en geduld: “Iemand bezat een vijgenboom die in zijn wijngaard was geplant, en hij kwam om er vrucht aan te zoeken, en vond er geen. Hij zei tot de wijngaardenier. Het is nu al drie jaar, dat ik vrucht aan deze vijgenboom kom zoeken en ik vind ze niet. Hak hem om”.
De wijngaardenier vraagt de boom nog een jaar te laten staan, om de boom nog een kans te geven. “Ik zal eerst nog eens om de vijgenboom heen graven en er mest bij brengen, enz.”
Eenvoudige taal met diepgaande betekenis.
Jezus houdt ons steeds opnieuw voor dat de basis van ons geloof is elkaar niet te veroordelen, maar begripvol te helpen, elkaar kansen te geven en te ondersteunen op de moeilijke weg van het leven.