Omgaan met elkaar, omzien naar elkaar

 In deze tijd waarin het corona-virus ons zoveel ellende bezorgt spreken we veel over ‘Omgaan met elkaar’ en over ‘Omzien naar elkaar’.
Het verstandig met elkaar omgaan leidt tot algemene gedrags- en omgangsregels (1,5 m afstand, mondkapje e.a.). We moeten ons daaraan houden.
Het omzien naar elkaar spreekt ons op een andere manier, meer persoonlijk aan. Hoe kunnen we onze medemens helpen om deze moeilijke tijd emotioneel en praktisch gezien goed door te komen? We hebben de keus dat te willen doen of niet. Is het een morele plicht, een christelijke plicht?

Bij de begrippen ‘Omgaan met elkaar’ en ‘Omzien naar elkaar’ zie ik iets vergelijkbaars in de bijbel. De tien geboden uit het Oude Testament en de twee alles omvattende geboden die Jezus ons leerde kennen in essentie ook dat onderscheid, althans naar mijn mening.
De tien geboden en de daarop volgende verordeningen zijn door Mozes lang voor de komst van Jezus opgeschreven in bewoordingen die bedoeld waren voor de mensen uit zijn tijd (Exodus: 20 e.v.). Ze bevatten leefregels met beloningen en bestraffingen door God voor goede en slechte naleving van deze voorschriften. De tien geboden spelen ook een belangrijke rol in het christelijke geloof. De bekendheid met de tien geboden is algemener dan de strikte opvolging daarvan. Dat geldt voor velen en ook voor mij. Mensen hebben daar altijd mee geworsteld en zullen dat ook blijven doen. Overeind blijft staan dat we uitgaande van Gods rol in ons leven op een verantwoorde manier met elkaar moeten omgaan.

 Jezus bracht voor ons/de mensheid een volledig keerpunt in het denken over God en de geboden naar voren. Hij stelde niet de wetten en de regels, maar de liefde centraal. Zijn gevoelsmatige weergave van de kernwaarden van de tien geboden zijn misschien wel indringender dan de wetten van Mozes. Hij gebruikte universele woorden die te begrijpen moesten zijn voor de mensen van zijn tijd en later, dus ook nu. We kennen Zijn geboden (Matth. 22:37-40). Ze lijken ogenschijnlijk eenvoudig van aard , maar ze zijn fundamenteel en diepgaand.

“Gij zult de Here, uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod”. Ik lees daarin; heb God lief, heb lief alles wat is/accepteer het bestaan/ accepteer ook jezelf als onderdeel van de schepping/heb vertrouwen in voorspoed en bij tegenspoed.
Het tweede gebod daaraan gelijk, is: “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf”. Jezus heeft ons zijn onvoorwaardelijke liefde gegeven en is daarbij de uiterste en moeilijkste weg gegaan om ons dat duidelijk te maken. Jezus benadrukt met name het omzien naar elkaar, het aandacht hebben voor elkaar en het elkaar steunen. Jezus heeft met zijn optreden naar verdrukten, steun voor zieken, in discussies met geleerden/kenners van de wetten en met talloze gelijkenissen getracht ons te laten inzien, dat (naasten)liefde de essentie van ons menselijk bestaan is. Liefde die geen onderscheid maakt tussen mensen, liefde die verbindt, liefde die gegrondvest op Gods liefde.

Steeds opnieuw komen mensen in  problemen door kleinere of grotere oorzaken. Een deel daarvan vereist algemene praktische oplossingen. Maar altijd gaat het uiteindelijk om mensen, om individuen. De woorden van Jezus zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Hij heeft zichtbaar gemaakt wat opkomen voor de ander en steunen van de ander inhoudt. De woorden ‘volg Mij’ mag je misschien ook uitbreiden naar ’volg Mij na’. Heb aandacht voor elkaar. Realiseer je de noden van de ander. Praktische noden, maar ook emotionele noden zoals eenzaamheid of het gevoel er nog toe te doen of behoefte hebben aan een luisterend oor bij verdriet.

Omzien naar elkaar zal actueel blijven zolang er mensen zijn.
Wij worden daartoe persoonlijk door Jezus opgeroepen.
Elke dag opnieuw, ook in de huidige tijd.

 

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn