Het kleine meisje Carlien vond het heerlijk om met haar ouders naar het sprookjespark de Efteling te gaan. Ze genoot vooral van de Indische Waterlelies op dat oerwoudmeertje.
Wat was het een belevenis om in die schemerige ruimte te komen. Het klaterende stortbeekje, dat tussen bloemen door, in het meertje uitmondde, leek wel te zeggen:
"Nog even geduld. Zo dadelijk begint het."
Daarna zweeg het beekje. Het werd steeds donkerder om je heen. Sterren blonken zo prachtig. Carlien had wel zin om altijd in deze wonderwereld te blijven. Die lelijke heks kon zo betoverend mooi zingen. Hoe sierlijk begeleidden haar oude handen de waterlelies, die op haar bevel open gingen. Zeven kleine feetjes dansten keurig in het rond op die grote kelkbladen.
Carlien sprong wild heen en weer, terwijl de dieren van het oerwoud muziek maakten.
"Rustig aan, meisje," fluisterden vader en moeder.
Jammer! Zang en muziek zwegen. De feetjes verdwenen weer in hun bloemen. Carlien werd door vader en moeder bij de hand genomen. Wat had ze graag op de volgende voorstelling van die waterlelies gewacht! Maar nee hoor, andere dingen gaan zien.
's Avonds in bed dacht het meisje nog aan haar mooie dag. Ze werd draaierig in haar hoofd van het mijmeren. Wat was dat? Om het bed zweefden kleine feetjes heen en weer. Carlien wipte heen en weer op de maat van hun dansen.
"Ach, kon ik maar met jullie mee gaan , naar de wereld van toverkracht," murmelde ze zacht.
De feetjes kleefden aan elkaar, werden samen één grote blauwroze wolk en verdwenen.
De volgende dag pakte Carlien haar sprookjesboek en las heel wat vertellingen.
Carlien groeide op, werd een jonge, vrolijke vrouw.
Met veel plezier werkte ze in het zwembad. Wat was het heerlijk om kleine kinderen vertrouwd te maken met het water. Die hummels leerden al snel drijven om daarna echt goed te kunnen zwemmen.
Daarbij dacht Carlien nog wel eens aan haar vroegere dagen op de Efteling.
"Ach ja, voor mij kleine meid, was dat een onschuldig vermaak zonder betekenis. Laat mij nu maar sporttijdschriften en allerlei blaadjes over regeringsmensen en kunstenaars lezen."
Terwijl ze zwemles gaf, zei Carlien soms tegen haar leerlingen:
"Ga maar eens naar de Efteling als je plezier wilt hebben."
Maar zelf had ze geen behoefte meer aan dat uitstapje.
Carlien trouwde met Gerard, een knappe boekhouder. De zoons, die later geboren werden, heetten Anton en Bastiaan.
De jongens groeiden op tot sportieve knapen. Daarom schafte het gezin zich vier duikersuitrustingen aan. Op vrije dagen gingen vader, moeder en zoon dikwijls naar een meer of rivier. Daar bleven ze lange tijd onder water. Wat was dat een geweldige belevenis!
Weer gingen er vele jaren voorbij. Anton en Bastiaan trouwden met lieve, knappe vrouwen. Carlien kreeg een leuk kleindochtertje, dat Leonie heette,
Alsof ze zelf nog een dartel meisje was, speelde oma Carlien met haar kleindochter. Net als vroeger deed ze nu ook met Leonie aan onderwatersport. Vrolijk dook het tweetal met hun duikerspakken de rivier in.
Een tijdje later zaten ze weer op de wal, deden hun helmen af.
"Oma, zoals die grote waterplanten waren!" riep Leonie uit. "Het waren net zwevende engelen in groene mantels. O, wat wiegden ze sierlijk heen en weer in de stroom. Je zou zeggen dat Onze Lieve Heer de Hemel in de rivier brengt."
"Leonie, je mag God ervoor danken dat hij je zulke mooie denkbeelden geeft," antwoordde Carlien teder.
Enkele dagen later stelde oma voor:
"We gaan naar de Efteling."
In dat prachtige wonderbos genoot Leonie met volle teugen. Haastig stapte ze met oma naar het paleis van de Droomvlucht.
Op het zwevende bankje ging het door een donkere poort. Wat een prachtig woest berglandschap verscheen er! Hoge rotsen torsten mooie, sterke burchten op hun ruggen. Oma en Carlien hielden vol verrukking elkaars hand vast. Het meisje begon bijna te zingen, terwijl ze langs de luchtelfen gingen. Maar toch hield ze haar mond.
Het vriendelijke elfenbos was vol zachte muziek, die over bloemen en bloesembomen zweefde. De elfenkoningin toonde zich heel bescheiden. Daarentegen zat de Oberon trots en zelfbewust op zijn troon, glimlachend zwaaiend. Wat een reusachtige kroon op zijn hoofd!
Vervolgens gleed het tweetal door een zwartblauwe hemel. Zowel boven als beneden hen blonken heldere sterren. Op kleine dwergplaneten glommen toverachtig mooie kastelen en stadjes.
Ai, daar ging het met een wijde, wilde slinger langs een grimmig schaduwwoud. Grondelfen en gnomen werkten tussen hoge, stugge bomen.
Bij de uitgang van het elfenrijk stond een enge, maar toch vriendelijke gnoom. Drie vrolijke elfjes liet hij wiegen op zijn knoestige handen.
Onder het genot van een kopje koffie en een glas sinas zaten oma en kleindochter in het eetzaaltje van de Droomvlucht. Leonie luisterde geboeid naar oma 's wijze woorden:
"Wat wij daarnet gezien hebben, is heel mooi door mensen gemaakt. Het is een heel kleine en vage aanduiding van Gods onzichtbare Wereld, die onze aarde en heel het wijde heelal doorvorst en omringt. Ja, de Hoge Wereld is voor ons stervelingen onvoorstelbaar.
Na ons leven op aarde zullen we daar een eeuwig bestaan hebben, en er iets meer van begrijpen."
Eeuwig en onvatbaar
- Gegevens
- Geschreven door Messie, Han
- Categorie: Proza-Verhalen ter overdenking
- Hits: 1420