Jezus zei in Lucas 24 dat Zijn discipelen, en dat zijn wij ook, in Zijn naam de bekering moeten prediken tot vergeving der zonden en dit aan alle volken. Maar, voegde Hij er aan toe, zij moesten in Jeruzalem blijven tot zij hiervoor kracht uit de Hemel zouden ontvangen.

Waarom konden zij niet meteen beginnen?
In Johannes 16 zegt Jezus dat het beter is, dat Hij heengaat, omdat anders de Trooster niet tot ons kan komen. Die Trooster is de Heilige Geest, die ons de weg wijst tot de volle waarheid. Na Zijn opstanding heeft Jezus 40 dagen op aarde rondgelopen met Zijn discipelen en hen onderwezen. Toch konden zij de wereld niet in, voordat de Geest over hen kwam. Zij zagen Jezus ten Hemel opvaren (Handelingen 1).
Ik stel me zo voor, dat hun mond openviel van verbazing, misschien voelden zij zich zelfs wel verlaten, want wat moet het heerlijk zijn geweest om weer met Hem te wandelen en door Hem geleerd te worden. Zij staarden Hem na, maar kregen de belofte dat Hij zou wederkomen, een belofte die ook voor ons geldt.

De satan is de tegenstander van God. Hij probeert altijd bij een mens het zwakke punt te vinden en dat probeert hij te versterken. Niet omdat hij zo begaan is met ons, maar omdat hij God dwars wil zitten. Als hij iemand van God kan losweken of kan verhinderen dat iemand tot God komt, dan zal hij dat niet laten. De eens zo stralende morgenster (Lucifer) is tot de ultieme tegenstander geworden (Jesaja 14:12-15 en Ezechiel 28:13-19). Hij haat Jezus die hem heeft verslagen door Zijn opstanding.
In Lucas 22:31-32 zegt Jezus dat de satan heeft verlangd hen te ziften als de tarwe, maar Hij heeft voor hen gebeden dat hun geloof niet bezwijkt. Ditzelfde geldt voor ons, ook ons verlangt de satan te ziften (te beproeven), maar ook voor ons bidt Jezus dat ons geloof niet bezwijkt.

In die geestelijke strijd hebben wij de Heilige Geest heel hard nodig. We doen wel eens wat spotterig over satan, maar we hebben te maken met een slimme, gevallen, engel. Wij strijden immers niet tegen vlees en bloed maar tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Efe. 6:11-12) en daarvoor hebben wij het Woord van God, het zwaard des Geestes, nodig.

Omdat wij dat niet in eigen kracht kunnen, daarvoor is de satan veel te sterk, hebben wij met Pinksteren de Heilige Geest gekregen. Jezus wandelde op aarde, Hij was geheel vervuld met die Geest. Om die Geest aan ons te geven, niet naast ons, maar in ons, moest Hij opvaren en uit de Hemel de Geest over ons uitstorten (in ons storten). De Geest van het zoonschap (dochterschap), door wie wij roepen Abba, Vader (Rom. 8:15).
Met de Geest zijn wij meer dan overwinnaars, kan de satan ons niet aan. Wij staan met Hem in de kracht van God, van Jezus. De Geest getuigt met ons, geeft ons de woorden die wij moeten spreken (Lucas 12:12). De Geest wil ons geweten zijn, ons in Gods spoor houden.

De hemelvaart is geen verlating maar een gave, de gave van de Heilige Geest, die wil wonen in iedere gelovige.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn