Een mensenhart kan op vele plaatsen zijn en zich aan veel hechten. Maar toch is er altijd een rangorde in de hartsgesteldheid. Er zijn mensen die geen gebrek hebben aan eten, drinken, kleding en een dak boven hun hoofd en toch alleen “gelukkig” kunnen zijn met bijvoorbeeld een sport, een bepaalde auto, vakanties, veel geld, macht of zelfs seks. Zij hebben als het ware van die zaken hun god gemaakt, zonder wie ze denken niet echt te kunnen leven.
Is het verkeerd om te hechten aan bepaalde zaken, mag een mens geen van die genoemde dingen willen? Een mens mag genieten van een wedstrijd, van een auto, van een vakantie. Een mens mag dankbaar zijn als het geld alleen al voorziet in wonen, eten, kleding, etc.  Ja, er staan nog een paar dingen, macht en seks. Macht moet een mens niet willen, macht ontaardt in tirannie, in dwingelandij. Seks losgekoppeld van liefde dient ook niemand en is slechts een kortstondige bevrediging die niet waardevast zal blijken.


Maar je vrouw, man of kind… mag daar je hart niet vol van zijn. Natuurlijk wel, dat moet zelfs. Zonder liefde is er geen relatie. Toch zegt onze Heer dat je hart bovenal gericht moet zijn op Hem. Naast allen die onze liefde nodig hebben moet ons hart vol zijn van liefde voor Hem. Dat is je grootste schat en vanuit die schat kun je uitdelen. Dan stroomt Zijn liefde door je heen naar anderen en wordt tot een bron die nooit opdroogt, een bron van levend water (Joh. 4:13-14). Proberen wij dit in eigen kracht, als we dat al doen, dan is het gevaar dat het eigenliefde wordt (kijk toch eens hoe goed ik ben …) of dat wij uitgeput raken van het geven omdat wij niet aangesloten zijn op de bron (Jezus) en dus zelf niet kunnen “opladen”.

Geven zonder terug te verwachten is moeilijk, we zijn opgegroeid met het idee dat als we iets goed doen er meteen een beloning tegenover staat en als we iets fout doen een straf. Het Evangelie leert het anders. Als wij goeddoen en dan niet alleen aan de eigen kring natuurlijk, zouden we dat voor Hém moeten doen en ons niet moeten bekommeren om de beloning en als we iets fout doen dan mogen/moeten we dat opbiechten en is er vergeving. U vraagt misschien: maakt het dan niet uit of we goed doen, is er helemaal geen beloning te verwachten. Jawel, maar dat moet niet de drijfveer zijn om goed te doen en dat mogen we overlaten aan onze Heer ( II kor 5:10).

Het is soms niet fijn om veel voor een ander over te hebben en dan te worden genegeerd of afgewezen. Dat kan zelfs zo ver gaan dat wij ons afkeren en niets meer doen omdat het “toch niet wordt gewaardeerd”.  (Natuurlijk dringen we onze “goede bedoelingen” niet oeverloos op aan hen die dat niet willen; het is de ontvanger die de grens stelt, niet de gever).

Als wij wat we kunnen doen, doen voor Jezus, onze Heer, uit liefde voor Hem, dan verzamelen wij schatten in de Hemel waar ook ons hart (onze motivatie) is, schatten die nooit vergaan.
Genieten van wat ons is gegeven is geen zonde maar als wij ons hart er helemaal aan verpanden, dan worden wij wereldse mensen en geen Hemelburgers. Bovendien kan het ons van de ene op de andere dag ontvallen en wat gebeurt er dan met dat hart? Laat ons hart, onze verwachting, onze liefde op de eerste plaats bij Hem zijn. Dan is Hij uw schat die leeft in uw hart en door Hem worden wij een nooit opdrogende bron van gevend leven.


En… de beloning … die komt van God, misschien nu met zegeningen, maar zeker over de grens van dit leven.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn