Toen ik zo'n jaar of tweeëntwintig, drieëntwintig was, bad ik afgezonderd en denkend aan mensen van mijn kennissenkring.
Onder het bidden zag ik een groot, glimmend kruis, waaronder twee vrouwen geknield zaten. Uit het midden van het kruis, daalden twee lichtstralen op de vrouwen neer, één straal op elke.
De ene vrouw was vijftig jaar, en pas gescheiden. Ze had het erg moeilijk in haar leven. De andere was een dame van tachtig jaar en al zeker dertig jaar weduwe. Zij leefde genoegzaam, beurde de gescheiden vrouw vaak op met haar eigen geloof in de Heer.
De beide vrouwen: deemoedig en vertrouwend op de toekomst, geleid door onze Heer Jezus...
De zoon van de gescheiden vrouw liep van het kruis weg, maar keek daarbij telkens achterom. Hij twijfelde kennelijk aan zichzelf. Wilde hij zijn leven aan God geven of zijn eigen weg gaan?
Wat hij ook van plan was, de genade van Heer Jezus glansde om hem heen. Ja, in zijn later moeilijk leven maakte hij veel mee en wist steeds voort te gaan aan de hand van zijn Hemelse Vader.