Naastenliefde als fundament van onze religie
In discussie met een wetgeleerde van de Farizeeën (Matthéus 22:40) kreeg Jezus de vraag voorgelegd : Wat is het grote gebod in de wet? Jezus antwoordde: “Gij zult de Here uw God liefhebben, met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede daaraan gelijk, is: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’.
In het verlengde van het eerste gebod dat gaat over God als bron van ons bestaan denk ik aan: Heb lief alles wat is/accepteer het bestaan/heb vertrouwen in voorspoed en bij tegenspoed.
Het tweede gebod is veel directer en gericht op het dagelijks praktisch handelen van de mens.
Jezus roept ons tot het liefhebben van je naaste als jezelf. De oproep is persoonlijk. De oproep vraagt niet om theologische kennis. De oproep is gericht op heel praktische zaken van alledag.
Ga om met de ander zoals jij ook wilt dat de ander met jou omgaat.
Ik ben een onderdeel van de schepping en ik ben daarin welkom. Dat te weten en te ervaren is een voorrecht. Ik voel me dan ook verbonden met de bron van mijn bestaan.
De scheppingskracht is alom aanwezig als manifestatie van de bron van mijn bestaan. Alles wat je waarneemt met je zintuigen – ogen of oren, maar ook met gevoel -, vindt zijn oorsprong in de scheppingskracht. Deze kracht doorstroomt je en vormt de kern van je leven. Deze kracht laat je genieten, steunt je en helpt je bij het accepteren van het leven, maar geeft je ook de verantwoordelijkheid om goed met allen in de schepping om te gaan.
Op deze opdracht wijst Jezus ons in het tweede gebod.
Jezus helpt ons om het oog naar binnen te wenden. Richt je meer op de innerlijke wereld, dan op de uiterlijke wereld. Kom tot inkeer en inzicht. Kijk niet zoveel naar materiële dingen, maar wordt wakker; je innerlijk slaapt, je bent niet bewust.
Jezus gebruikt talloze gelijkenissen en voorbeelden om ons op onze verantwoordelijkheid te wijzen bij het hanteren van goed en kwaad, en ons te doordringen van naastenliefde.
Zo maakt hij ons bij de vertelling over de barmhartige Samaritaan bewust om het innerlijke gevoel te gebruiken en niet de uiterlijke wetten de voorrang te geven.
Jezus leert ons in te zien dat de schepper, de scheppingskracht en de scheppingen alom aanwezig zijn en herkenbaar zijn als je je er voor open wilt stellen. Maar handel zelf ook uit een persoonlijke verantwoordelijkheid.
Het is fijn om de schepping te ervaren als je 's morgens de zon over de velden ziet opkomen. Je bent dan in staat de schoonheid van de schepping waar te nemen, omdat je er zelf deel van uit maakt. De blik naar de verte vertaalt zich naar een innerlijk gevoel van verwondering over de schoonheid van de schepping.
Vanuit dit gevoel kan ook het bewustzijn worden gevoed om je naaste lief te hebben als jezelf.
Naastenliefde als fundament van onze religie, zoals Jezus ons bewust maakt.