Er is niets dat je belet om je wil meer en beter te ontginnen en je kunnen te vervolmaken door je niet-kunnen af te wijzen als een onvolmaakte zet.  Het is door je wil te sterken dat jij je niet-kunnen leert beperken.
 
Het is door je kunnen te laten werken dat je de kunst van het kunnen zult versterken, ook al is het nog niet volmaakt.   Het is op de weg van willen en kunnen dat de meeste struikelblokken liggen.  Zo kom je telkens ten val, maar door de wil om op te staan kun je telkens weer verder gaan.  Hoe langer men de weg blijft gaan, hoe meer je eigengereidheid wordt afgeremd, ondanks het strakke korset.  De struikelblokken worden minder groot, sommigen zo onmogelijk klein dat men ze niet eens bemerkt.  Zo groeit je wil in vastberadenheid om de tocht naar de volmaaktheid verder te blijven gaan.  De druk van de wil wordt groot, de kunst van het kunnen verhoogd en door hun samenhorigheid barst het te nauwe korset.
Zo wordt je eigengereidheid omgezet naar dienstbaarheid.  Zo word je klein in eigengereidheid, maar groot in liefde.  Zo word je klein in het oog van de menselijke wet, maar groot in hemelse genade.
 
Ik heb je leren bidden omdat het gebed ontzet uit vele benauwdheden, uit pijn en uit miserie.  Het komt je zelf ten goede.  Het gebed is geen ondraaglijk juk, opgelegd om de mens te tergen of te plagen, maar om zichzelf te leren bergen in Mijn Heilig Zijn, in alle omstandigheden.
 
Het gebed is geen taak, maar een geschenk dat men moet leren ten volle te benutten om de volle waarde ervan te kunnen ervaren, zodat de glorie en waardigheid, liefde en vrede als stromen van levend water de mens kunnen verzadigen tot in de eeuwigheid.
 
Zoals de zon rijst door de morgendauw
de tranen drogend van 't gewas
zo rijs Ik in ieder mensenhart
doorheen het gebed
waarin men zich totaal verlaat
want Ik die Ik Ben, Ben Hij die redt
 
08.03.1997 
 
 

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn