Het sneeuwt heel fijntjes. De vlokjes dwarrelen bijna als regen naar beneden. Op een bankje zit een man met een besneeuwde baard. Hij heeft allerlei soorten kleren aan. Een boodschappenkarretje met spullen staat vlak bij hem. Zijn blik is niets ziend in de verte gericht. Het lijkt wel of hij de sneeuwvlokjes niet voelt op zijn gezicht.

Een meisje komt aangehuppeld en klimt naast de man op de bank en vraagt: “hoe heet jij?” Verward kijkt de man het meisje aan en dan komt er een vleugje glimlach op zijn gezicht: “ik heet Johannes.” Het meisje wordt ruw door een vrouw van de bank gesleurd. “Hoe haal jij het in je hoofd om bij deze vieze zwerver te gaan zitten.” Het kind kijkt haar moeder aan en zegt: “die man heet Johannes mama, het is geen zwerver want hij heeft een naam.”


Zo is het, iemand die een naam heeft is geen zwerver. Te vaak lopen we mensen voorbij omdat wij ze wellicht vies vinden, maar iedereen heeft een naam van God gekregen. Met die naam gaat hij of zij door het leven. De één wordt directeur en de ander overlever, maar beiden zijn ze kinderen van God.


Februari 2006

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn