Ergens in een ver land ging een vrouw de fout in. Ze zondigde tegen de wet en ze werd gesnapt. Na een poosje kreeg ze bericht dat ze voor de rechtbank moest verschijnen om rekenschap af te leggen van haar gedrag. De rechter was iemand die de wet handhaafde en geen fouten door de vingers zag, hij kon ook niet anders want hij was strikt rechtvaardig. Op de bestemde morgen werd de vrouw voorgeleid, ze bibberde een beetje want ze was bang. De rechter las de beschuldiging voor en vroeg de vrouw wat ze hierop te zeggen had. Ze probeerde er onderuit te komen door een beschuldigende vinger uit te steken naar haar omgeving en haar verleden. Het was, zo zei ze, te wijten aan het gebrek aan liefde in haar jeugd en haar vrienden hadden haar meegetrokken in hun foute gedrag terwijl ze dat eigenlijk niet had gewild. Ze begreep nu wel dat ze verkeerd had gehandeld maar het was echt haar schuld niet. De rechter liet haar uitspreken maar ging niet in op haar pleidooi. Hij zei dat ze toch zelf verantwoordelijk bleef voor haar daden. Hij bepaalde dat ze levenslang zou worden opgesloten in een gevangenis samen met andere veroordeelden. Ze werd afgevoerd en opgesloten.
Daar zat ze dan, het gezelschap beviel haar helemaal niet en ze kreeg zowaar wroeging over haar vroegere fouten. Ze begreep dat de rechter haar terecht had veroordeeld maar ze wilde weg uit die vreselijke gevangenis, terug naar het leven dat ze nu anders in zou richten, als ze de kans maar kreeg. Ze dacht diep na en uiteindelijk vatte ze moed en ging in “hoger beroep”. Ze vroeg nu ook om een betere advocaat. Ze kreeg als advocaat de zoon van de rechter, de moed zakte haar in de schoenen toen ze hem zag. Dat gaat mislukken dacht ze, de zoon zal toch zeker het oordeel van de vader handhaven.
De rechter gaf voor het slotpleidooi het woord aan zijn zoon. De zoon keek de vader aan en pleitte op het feit dat hij ooit onschuldig was veroordeeld en vroeg of zijn offer haar aangerekend mocht worden om zo haar vrijspraak te verkrijgen. De rechter sprak de vrouw vrij uit liefde voor zijn zoon. Toen hij daarna naar de vrouw keek zag hij in haar zijn dochter, hij bood haar een thuis en de liefde die ze in haar leven had gemist. De vrouw huilde en keek naar de zoon. Ze hoorde hem zeggen ga heen en zondig niet meer. Nee, zondigen wilde ze niet meer, uit liefde voor de vader en de zoon zou ze voortaan haar uiterste best doen om te leven naar hun wil en daar waar ze tekort schoot zou ze om hulp en vergeving vragen. En die ook krijgen, dat wist ze nu zeker.
Herkent u de Rechter en de Zoon in dit verhaal? Herkent u in de vrouw uzelf? Wilt u ook vrijspraak? Ga dan naar Jezus en God zal u vrijspreken, pleit op het door Hem volbrachte werk en u hebt de weg, de waarheid en het leven gevonden. Hij geeft ons eeuwig leven bij de Vader omdat een ieder die in Hem gelooft een kind van God is geworden (Joh. 1:12) voor altijd verlost van zonden en veroordeling.