In een overdenking met het thema naastenliefde noemde de predikant de zin: “Eerlijk zullen we alles delen.” Hij vertelde dat zijn ouders hun kinderen vanaf hun prilste jeugdjaren eerlijk delen leerden.

Naastenliefde, de kern van de Heilige Schrift. Vanuit Gods Woord als hulpvaardige, rechtvaardige rentmeesters leven, behoort eigenlijk vanzelfsprekend te zijn. Al het goede dat we ontvangen komt vanuit de Vader. Net zoals wijzelf behoort dat aan Hém toe. Dat houdt in dat we blijmoedig medemensen laten delen in de talenten die God ons in alle betekenissen van dat woord geeft, om deze in te zetten tot Zíjn eer.

Talenten ontvangt eeníeder, naar bekwáámheid. Jezus vertelt over een dienstknecht die één talent werd toevertrouwd. Kiezen voor wat hem een veilige weg leek was in Gods ogen niet wat Hij verlangde. Vooral niet dat hij dacht dat Jezus ten tijde van zijn terugkeer, waarbij Hij zou bezien wat we deden met onze talenten, in zijn ogen een strenge en genadeloze Meester zou zijn. De geschriften waarin over JHWH gesproken wordt, kende hij naar zijn idee goed. Dat God barmhartig en rechtvaardig is, genade en liefde betoont, had hij uit de Thora en de profeten echter niet opgemaakt. Kende hij niet de tekst “Barmhartigheid wil ik en geen offerande.”* Jezus haalt die twéémaal aan!*

Jezus’ wel bekendste uitspraak omvat: de Enige, Ware God en Vader beminnen met je hele hart, je hele ziel, al je verstandelijke vermogens en je medemensen zoals jezelf. Vanuit zowel Leviticus als Deuteronomium kon dit niet nieuw zijn voor joden die de Thora van haver tot gort kenden.

Doorheen de vier evangeliën lezen we dat Jezus in Zijn tijd op aarde, én sindsdien, mensen aan het verstand wil peuteren dat Hij goede slaven aan het wérk wil aantreffen bij Zijn wederkomst. Hij noemt ze Zijn vrienden. Hij zegt dat Zijn en ónze Vader ernaar verlangt dat we anderen behandelen zoals we dat graag zelf zouden ervaren: naar de Wet en naar hetgeen de profeten ons voorhouden.

Jezus wijst op rijke mensen, die hun goederen zowel trachten te vermeerderen als veilig stellen en de Mammon dienen met aardse geneugten die ze belangrijker vinden dan naar het Koninkrijk van de Vader en Zijn gerechtigheid zoeken. Wat we vanuit naastenliefde en mededogen verstrekken aan “de minsten der Zijnen” (aan mensen die we vaak als verschoppelingen bezien) geven we aan Jézus. Geloof en goede werken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Ananias en Sapphira waren níet eerlijk inzake alles delen, een van de kenmerken van de eerste christenen. Toch was er aanvankelijk geen oog voor de noden van de Griekssprekende “volgelingen van de weg”, totdat daar zeven mannen voor werden aangesteld. In zijn overdenking noemde de predikant het boek ‘Barmhartigheid en gerechtigheid’. Een van de 40 auteurs van dit handboek voor diaconiewetenschap schreef wat me voorkomt als een antwoord op de vraag waarmee ik opende: "Een kerk die niet dient, dient nergens voor."

* Hosea 6:6; Mat. 9:13, 12:7

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn